
Heb jij je weleens afgevraagd hoe het kan dat je jouw eigen taal moeiteloos kan verstaan, terwijl je er geen touw aan vast kan knopen als iemand Chinees tegen je praat? Het antwoord op je vraag is simpel: in je hersenen zit een filter, en niet zomaar eentje, maar een moedertaalfilter. En nu is je volgende vraag natuurlijk: wat is dat dan precies?
Een filter wordt gebruikt om ongewenste dingen te verwijderen, zoals bacteriën in drinkwater. Hetzelfde gebeurt bij het moedertaalfilter. Baby’s worden namelijk geboren met het vermogen om alle klanken en geluiden uit alle talen van de wereld van elkaar te onderscheiden. Jij kon dus als baby het verschil horen tussen Chinese klanken, terwijl je nog nooit Chinees geleerd had. Maar naarmate baby’s ouder worden, ontwikkelen ze een sterke voorkeur voor de klanken en geluiden van hun moedertaal, waarschijnlijk omdat ze deze taal heel veel horen. Het filter gaat hard aan de slag om alle ongewenste dingen te verwijderen, waardoor je de klanken en geluiden van alle andere talen minder makkelijk uit elkaar kan halen als je ouder bent. Volgens onderzoekers Sho Tsuji en Alejandrina Cristia gebeurt dit wanneer je tussen de zes en twaalf maanden oud bent.
Moeder of paard?
Door het moedertaalfilter is het voor de mensen die geen Chinees spreken dus heel moeilijk om het verschil te horen tussen woorden, helemaal als de woorden alleen van elkaar verschillen in hun toon. Een voorbeeld van zo’n woord is ‘ma’, wat afhankelijk van de toon ‘moeder’ of ‘paard’ betekent. Als je in het Chinees ‘moeder’ wilt zeggen, spreek je ‘ma’ uit als een vlakke klank met een hoge toonhoogte. Je zou dit zelf kunnen proberen om het woord uit te spreken als een snelle ‘la’, zoals een zanger zou doen bij opwarmingsoefeningen voor een optreden. Als je in het Chinees ‘paard’ wilt zeggen, spreek je ‘ma’ uit door eerst af te dalen van een middelhoge toon, om daarna omhoog te gaan naar een nog hogere klank. Je kan dit zelf doen door het woord uit te spreken alsof je heel erg bent geschrokken van wat je net hebt gelezen. Het lijkt dan een beetje alsof je ‘wat?!’ zegt in het Nederlands.
Het ontwikkelen van het moedertaalfilter wordt in de wetenschap ook wel perceptuele afstemming genoemd. Dit betekent dat je perceptie, dus je zintuigen die taal opvangen, zich specifiek gaat richten op een bepaalde taal. Wetenschappers weten nog niet precies waarom dit hele proces eigenlijk plaatsvindt, maar ze weten wel dat er in het brein niet oneindig veel ruimte is om alles te kunnen onthouden over alle talen. Daar zijn je hersenen gewoon niet groot genoeg voor. Je zou het kunnen vergelijken met het moment dat je bijvoorbeeld je sleutels vergeet als je heel veel haast hebt. Op dat moment kunnen je hersenen zich alleen maar focussen op het feit dat je te laat op school komt, omdat de stress die je ervaart alle ruimte in je hoofd gebruikt.
Meer dan één taal
Maar hoe werkt het filter nou als je thuis twee talen leert in plaats van één? Ook bij deze tweetalige kinderen vindt perceptuele afstemming plaats, maar zij ontwikkelen dan niet één, maar twee moedertaalfilters om de verschillen te horen tussen hun moedertalen. Als je thuis met drie talen wordt opgevoed, ontwikkel je zelfs drie filters! De Amerikaanse hersenonderzoeker Laura-Ann Petitto heeft in 2011 bewezen dat zulke meertalige kinderen nog op latere leeftijd klanken tussen verschillende talen kunnen onderscheiden. Kinderen die eentalig zijn opgevoed kunnen deze verschillen op dezelfde leeftijd niet meer horen. Het lijkt er dus op dat meertaligen naast verschillende moedertaalfilters ook nog een bredere filter hebben. Dit is volgens de onderzoeker een groot voordeel als je als kind meertalig bent opgevoed. Aan de andere kant zijn er ook wetenschappers die denken dat meertaligheid juist een negatief effect heeft op het ontwikkelen van een moedertaalfilter. Zo hebben onderzoekers Laura Bosch en Nura Sebastián-Gallés met hun onderzoek bewezen dat tweetalige kinderen minder goed zijn in het horen van klankverschillen in allebei hun moedertalen dan hun eentalige leeftijdsgenootjes.
Je moedertaalfilter zorgt er dus voor dat alle ongewenste klanken worden gefilterd, zodat je je als baby helemaal kan richten op de ontwikkeling van je eigen moedertaal. Helaas kan je nu het verschil tussen ‘paard’ of ‘mama’ in het Chinees dus nog maar moeilijk horen, maar lukt het je tenminste wel om vloeiend Nederlands te praten!
Referenties
Bosch, L., & Sebastián-Gallés, N. (2003). Simultaneous bilingualism and the perception of a language-specific vowel contrast in the first year of life. Language and speech, 46(2-3), 217-243.
Petitto, L. A., Berens, M. S., Kovelman, I., Dubins, M. H., Jasinska, K., & Shalinsky, M. (2012). The “Perceptual Wedge Hypothesis” as the basis for bilingual babies’ phonetic processing advantage: New insights from fNIRS brain imaging. Brain and language, 121(2), 130-143.
Tsuji, S., & Cristia, A. (2014). Perceptual attunement in vowels: A meta‐analysis. Developmental psychobiology, 56(2), 179-191.
Wat is er leuker dan een vak volgen over eerstetaalverwerving? Een blog schrijven over eerstetaalverwerving! Studenten Nederlands en Taalwetenschap aan de Radboud Universiteit schreven een blog over onderzoek dat ze in de cursus eerstetaalverwerving (o.l.v. docente Imme Lammertink) hadden leren kennen. Een vakjury (Mathilde Jansen en Sterre Leufkens) koos de twee beste blogs uit. Vandaag de eerste.
Geweldig stuk! Dank.
Een anekdote uit mijn onderwijsverleden, toen men al ongeveer wist hoe dit zat. Ik had in mijn klas (5havo, volwassenenonderwijs, dus allemaal negentien of daaromtrent en van diverse herkomst) een Chinees meisje, dat op een dag tegen me zei: “maar juf, u moet Chinees leren. Dat is heel gemakkelijk, je hoort gewoon wat iets betekent!”. Waarop ik antwoordde: “ja, dat denk je, maar wij volwassen Nederlanders horen dat niet meer. Chinees is een ’toontaal’, een taal waarin de toon in een woord de betekenis ervan kan veranderen, en dat kan in onze taal niet. Als we volwassen zijn, horen we zo’n onderscheid in een andere taal, zoals Chinees, ook niet meer, en dan is het dus voor ons dus heel moeilijk om die taal te leren”.
De klas vond dit wel interessant, en we hebben het er met z’n allen nog even verder over gehad. En ook over: waar talen vandaan komen en hoe ze zich ontwikkeld hebben, en zelfs wat globaal hun kenmerken zijn, zoals vervoegingen en verbuigingen en meervoudsvormen.
Je snapt dat je in zo’n klas geen uitgebreide lessen meer over de Nederlandse spelling hoeft te geven. Dus de met mijn uitleg over verschillen in talen ‘verloren’ tijd had ik zo ingehaald. Ik kon volstaan met mijn verhaal over de achttiende-eeuwse discussie tussen de schoolmeesters over de ‘noodzakelijke’ -t toevoeging bij de derde persoon enkelvoud, als illustratie, wat ze wel grappig vonden. En ik kon deze club verder een helder door een bekend taalkundige opgesteld stencil meegeven met de opmerking: spelling is gewoon een wet, sinds 1805, die om de zoveel jaren wordt aangepast aan het feitelijke taalgebruik. Je moet de richtlijnen uit je hoofd leren en toepassen. Leg maar onder je hoofdkussen, dan trekt de inhoud er vanzelf in. Ik moet helaas wel de fouten aanstrepen, uiteraard. Daarom grinnikten ze terecht.