Stel je voor: je bent gestrand in een vreemd land, waar je de taal niet spreekt. Je hebt geen toegang tot het internet, en zelfs een hulpmiddel zoals een woordenboek is onvindbaar. Nadat je met talloze mensen tevergeefs een gesprek hebt geprobeerd aan te knopen, kom je tot de realisatie dat absoluut niemand zelfs ook maar enige kennis heeft van een taal die jij spreekt. Hoe leer je genoeg van de omgevingstaal om je te redden in dit vreemde land?
Afgezien van een paar belangrijke verschillen bevind jij je in de zelfde situatie als een pasgeboren baby die nog geen moedertaal heeft geleerd. Wat zijn deze belangrijke verschillen? In tegenstelling tot een baby bezit jij al een rijkdom aan kennis over hoe taal ‘werkt’. Bovendien heb jij een enorm succesvolle strategie om de woordenschat van deze vreemde taal te ontdekken: wijzen!
Je hoeft alleen maar duidelijk naar een object te wijzen en een beetje je wenkbrauwen op te trekken, en er zal ongetwijfeld iemand zijn die medelijden krijgt en het object voor je benoemt. Zo zal het niet lang duren tot je genoeg objectnamen kent om je taalvaardigheid in interactie met sprekers van deze vreemde taal verder uit te breiden.
Kinderen hebben echter niet meteen toegang tot deze strategie. Pas ergens tussen de leeftijd van negen maanden en een jaar begrijpen ze wat de functie van wijzen is. Zodra ze zich eenmaal bewust zijn van deze functie – namelijk dat ze kunnen wijzen om de aandacht van anderen te richten – gaan ze hier echter veelvuldig gebruik van maken om zo betrouwbare informatie over objectnamen te verzamelen.
Maar wat doen kinderen dan tijdens hun eerste levensjaar? Leren ze dan nog geen woorden? Natuurlijk wel! Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen van zes maanden al de betekenis van veelvoorkomende objectnamen herkennen. Maar hoe hebben ze die betekenissen dan geleerd?
Statistisch leren
Kinderen die nog niet wijzen zullen bijna nooit in één keer een link leggen tussen een objectnaam en het object waarnaar verwezen wordt. Meestal is het namelijk enorm onduidelijk waarnaar woorden precies verwijzen. Deze onduidelijkheid staat bekend als het “gavagai-probleem”.
Deze benaming is gebaseerd op een gedachte-experiment van Willard Van Orman Quine. In dit gedachte-experiment wijst iemand die een onbekende taal spreekt naar een konijn, en zegt “gavagai”. Duidelijk toch? Volgens Quine is er echter zelfs in deze situatie sprake van onduidelijkheid. Het woord “gavagai” zou namelijk ook informatie kunnen geven over een kenmerk van het konijn, of over diens gedrag. En de betekenis van de woorden die kinderen horen is vaak nog veel onduidelijker.
Ondanks deze onduidelijkheid lukt het jonge kinderen om vast te stellen waar veelvoorkomende woorden naar verwijzen. Dit doen ze, volgens sommige wetenschappers, door bij te houden welke objecten er aanwezig zijn wanneer ze een bepaald woord horen. Zodra ze merken dat een bepaald object veel vaker aanwezig is dan andere objecten waarnaar een woord zou kunnen verwijzen, slaan ze het woord op als label voor het object in kwestie. Dit proces wordt ‘cross situationeel statistisch leren’ genoemd.

Wetenschappers zijn het er echter niet over eens of kinderen van nog geen zes maanden überhaupt wel in staat zijn om precies bij te houden hoe consistent bepaalde woorden en objecten samen voorkomen. Dit is namelijk erg belastend op het geheugen. Het is ook mogelijk dat ze een soort “hypothese” vormen, een weloverwogen gok over naar welk object een bepaald woord verwijst. Vervolgens zouden ze alleen nagaan of dit object aanwezig is wanneer ze het desbetreffende woord horen, en hun hypothese aanpassen als dit te vaak niet het geval is.
De Amerikaanse onderzoekers Daniel Yurovsky en Michael Frank hebben voorgesteld dat kinderen heel strategisch elementen van beide van deze aanpakken inzetten. Kinderen zouden altijd een hypothese vormen over het object waarnaar ze denken dat een woord verwijst. Ook proberen ze te herinneren welke andere objecten er aanwezig zijn wanneer ze een bepaald woord horen – maar dit lukt ze lang niet altijd. Als een kind veel objecten kan zien terwijl het een woord hoort is het namelijk moeilijker om de aanwezigheid van specifieke objecten te herinneren dan wanneer er maar weinig objecten zijn waarnaar het woord zou kunnen verwijzen.
Hoe dan ook lijken kinderen in staat te zijn om een heleboel informatie in gedachten te houden, en strategisch te werk te gaan om al vroeg woorden te leren. Dus als je denkt dat de gemiddelde baby jou niet begrijpt? Pas maar op: ze begrijpen meer van wat ze horen dan jij denkt!
Bronnen
Al pointing to the right—Openclipart. (n.d.). Retrieved 6 January 2025, from https://openclipart.org/detail/90865
Bergelson, E., & Swingley, D. (2012). At 6–9 months, human infants know the meanings of many common nouns. Proceedings of the National Academy of Sciences, 109(9), 3253–3258. https://doi.org/10.1073/pnas.1113380109
(N.d.). Retrieved 10 February 2025, from https://www.canva.com/
Deák, G. O., & Triesch, J. (2006). Origins of shared attention in human infants. Diversity of cognition, 331-363.
Gerbil. (2007). Domestic rabbit [Graphic]. https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Rabbit_(agouti)_02.jpg
Inscrutability of reference. (2024). Wikipedia. https://en.wikipedia.org/w/index.php?title=Inscrutability_of_reference&oldid=1227907036
Johnson, E. K. (2016). Constructing a Proto-Lexicon: An Integrative View of Infant Language Development. Annual Review of Linguistics, 2(Volume 2, 2016), 391–412. https://doi.org/10.1146/annurev-linguistics-011415-040616
Rohlfing, K. J., Grimminger, A., & Lüke, C. (2017). An Interactive View on the Development of Deictic Pointing in Infancy. Frontiers in Psychology, 8, 1319. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2017.01319
Smith, L., & Yu, C. (2008). Infants rapidly learn word-referent mappings via cross-situational statistics. Cognition, 106(3), 1558–1568. https://doi.org/10.1016/j.cognition.2007.06.010
Vlach, H. A., & Johnson, S. P. (2013). Memory constraints on infants’ cross-situational statistical learning. Cognition, 127(3), 375–382. https://doi.org/10.1016/j.cognition.2013.02.015
Yurovsky, D., & Frank, M. C. (2015). An integrative account of constraints on cross-situational learning. Cognition, 145, 53–62. https://doi.org/10.1016/j.cognition.2015.07.013
Wat is er leuker dan een vak volgen over eerstetaalverwerving? Een blog schrijven over eerstetaalverwerving! Studenten Nederlands en Taalwetenschap aan de Radboud Universiteit schreven een blog over onderzoek dat ze in de cursus eerstetaalverwerving (o.l.v. docente Imme Lammertink) hadden leren kennen. Een vakjury (Mathilde Jansen en Sterre Leufkens) koos de twee beste blogs uit.
Laat een reactie achter