In Twente wordt er gezegd dat als iemand is overleden, diegene ‘uit de tijd is gegaan’. Het Twents is een noordoostelijk Nederlands dialect dat wordt gesproken in het oosten van Gelderland, in steden als Enschede, Hengelo en Almelo.
Willem Wilmink schreef hierover:
‘In ’t Nederlands is iemand dood gegaan,
over zijn reis wordt nooit meer iets vernomen.
In het Twents is iemand uit de tijd gekomen,
dus je weet zeker: hij kwam veilig aan.’
Wilmink benadrukt de troostende gedachte dat de overledene niet verloren is, maar eerder veilig aangekomen is op zijn bestemming. Het gezegde is ook terug te horen in de film De beentjes van Sint-Hildegard, waar voor het grootste deel Twents in wordt gesproken. Door te zeggen dat iemand ‘uit de tijd is gegaan’, wordt de cyclus van het leven en de dood op een bijzondere manier verwoord, waarbij het afscheid niet definitief is, maar eerder een nieuw begin symboliseert.
Vince zegt
De tweede zin is expres zo geschreven, toch? Mag ik hopen?
Marcel Meijer Hof zegt
Ik vrees echter het Ergste …
Laaglanders denken alles te weten,
zegt een geboren Amsterdammer in Zuidoost Overijssel :-]
Goodgoan !
Stien den Braber zegt
Ook in het Zeeuws is de uitdrukking nog gangbaar: “Ie is uut de tied” .
Ria boers zegt
Twente ligt in Overijssel en Twents wordt vooral op het platteland gesproken, meer dan in de steden
Tom zegt
Een echt Nedersaksische uitspraak, die niet beperkt is tot het Twents! De uitdrukking bestaat in elk geval in het Drents en het Gronings ook, “uut/oet de tied goan/kommen”. En de grens is geen grens: het Nedersaksisch van de Duitse provincie Ostfriesland kent de uitdrukking ook!
Henk Wolf zegt
“Tijd” bestreek in het verleden een veel ruimer betekenisveld dan nu. Dat strekte zich ook uit tot het ruimtelijke. Zo kon “tijd” heel algemeen iets als ‘wereld, aarde’ betekenen. Het woord kon ook specifieker verwijzen naar het seculiere domein (in tegenstelling tot het klooster). “Uit de tijd gaan” werd in de 16e eeuw onder meer gebruikt voor “in het klooster gaan”. Het is veel waarschijnlijker dat het Nedersaksische idioom “uit de tijd komen” z’n wortels in dat concrete gebruik heeft dan dat het ontstaan zou zijn uit een cyclische visie op menselijk leven en dood – een visie die binnen een christelijke traditie nogal onwaarschijnlijk is.
Wilmink was goed thuis in zowel middeleeuws Nederlands als christelijke symboliek. In zijn gedicht beschrijft hij dat “uit de tijd komen” de Twentse manier is om te zeggen dat iemand op z’n bestemming is aangekomen.
Die bestemming is in de christelijke visie tijdloos. Dat het idioom “een nieuw begin symboliseert” lijkt me erg onwaarschijnlijk. Dat geldt ook voor het idee dat er een cyclische visie op leven een dood achter zou zitten. Ik denk dat Wilmink in z’n vergelijking van het Nederlandse en het Twentse idioom “gaan” (uit onze beschouwingsplaats in de wereld) contrasteert met “komen” (dat een plaats van bestemming impliceert).