
*2 april 1966. Bron: WIkimedia
Oktober 1957: dichter Simon Vinkenoog ontmoet een aantal Amerikaanse Beatdichters in de Amsterdamse jazzclub Bohemia. Vooral met Allen Ginsberg heeft hij een klik; ze worden vrienden en krijgen veel invloed op elkaars werk (Van der Bent 2000: 201). Ook Adriaan Morriën, vanaf 1959 redacteur van de grammofoonplatenserie Stemmen van schrijvers, is bij deze ontmoeting aanwezig (Van der Bent 2000: 200). Dat deze ontmoeting plaatsvindt zo kort voor het ontstaan van Stemmen van schrijvers, is opvallend. De Beats maakten veel gebruik van stem en geluid bij hun poëzie (Mourits 2001: 82), wat goed aansluit bij deze serie.
Zoals al duidelijk is geworden uit de inleiding, werkt ook Simon Vinkenoog mee aan de platenserie. Hij is zelfs de enige in de reeks die een gedicht schrijft speciaal voor het project (Bremmers 2008b: 1138). Dit betekent dat alleen Vinkenoog een gedicht voordraagt dat specifiek geschreven was met voordracht op de plaat in het achterhoofd. In 1971 zegt hij over de plaat: ‘Ik nam het serieus’ (Vinkenoog 1971: 232).
Zo ontstond het gedicht ‘Stem uit de groef’ (1960), waarover Vinkenoog het volgende schrijft: ‘Voor mij de ontdekking van de orale poëzie, sindsdien beleefd en bewaarheid’ (Bremmers 2008a: 14). Dit is het gedicht waarmee Vinkenoog een nieuwe richting inslaat (De Jonge 1996: 6). Van Vijftiger veranderde Simon Vinkenoog in een ‘performing poet’ (Bremmers 2008b: 1138), ‘of – zijn eigen voorkeur – podium-dichter iemand die zijn werk ging toespitsen op overdracht’ (De Jonge 1996: 7).
Daarom focus ik mij in dit artikel op de verandering die het plaatje teweeg heeft gebracht in het dichterschap van Simon Vinkenoog. Dit doe ik door te schetsen wat voor dichter Vinkenoog voorafgaand aan en na de plaat was. Het gedicht ‘Stem uit de groef’ (1960) is nooit diepgaand behandeld. Daarom zal ik het gedicht analyseren en kijken op welke manier het een wending inluidde binnen het oeuvre van Vinkenoog.
Simon Vinkenoog als Vijftiger
Simon Vinkenoog was deel van de Beweging van Vijftig; hij was Vijftiger vanaf het eerste uur (Boomsma 2025: 460). Deze beweging ontstond rond 1950, gedeeltelijk door het tijdschrift Blurb, een eenmansinitiatief van Vinkenoog (Brems 2016: 113). Blurb werkte als een soort discussieforum en katalysator (Brems 2016: 113).
Een jaar later, in 1951, stelt Vinkenoog de bloemlezing Atonaal samen. Deze bloemlezing moest een beeld geven van de nieuwe poëzie, met als doel literair uitgever A.A.M. Stols te overtuigen van het talent van de nieuwe dichters (Brems 2016: 114). Atonaal werd de eerste groepsmanifestatie van een nieuwe beweging: de Vijftigers(Brems 2016: 115). Vinkenoog was met Blurb, Atonaal en meerdere gepubliceerde bundels een prominent lid binnen deze nieuwe beweging.
Vanaf 1957 publiceert Vinkenoog een aantal jaren niets (Bremmers 2008b). Dit heeft ermee te maken dat de vernieuwing van de Beweging van Vijftig voorbij was voor Vinkenoog (Brems 2016: 118). Wel schrijft Vinkenoog in 1960 het gedicht ‘Stem uit de groef’ voor de serie Stemmen van schrijvers van uitgeverij Querido.
‘Stem uit de groef’ (1960)
Volgens Vinkenoog zelf was het gedicht ‘Stem uit de groef’ (1960) zijn eerste ervaring met voordrachtskunst (Dütting 2013: 25). Uit een column van Het Binnenhof (6 maart 1953) wordt duidelijk dat Vinkenoog hiervoor ook niet bekend stond als voordrachtskunstenaar: ‘Simon Vinkenoog kan beter dichten dan spreken in het publiek, maar hij is ook nog erg jong.’
Voor het analyseren van het gedicht ‘Stem uit de groef’ (1960) heb ik gebruikgemaakt van zowel de opname van de plaat als het inlegvel met gedrukte tekst. De regels die ik hieronder citeer, zijn afkomstig uit dit inlegvel, maar komen niet volledig overeen met de voordracht van Vinkenoog. Vinkenoog voegt meerdere malen geluiden toe die niet op dit inlegvel staan.
Het gedicht ‘Stem uit de groef’(1960) bevat veel elementen waaruit blijkt dat het geschreven is voor de voordracht. Ook de manier waarop Vinkenoog het gedicht voordraagt, voegt iets toe aan de orale ervaring: ‘Vinkenoog acteert het gedicht bijna, en maakt overtuigend gebruik van het feit dat het medium voor zijn gedicht niet papier was’ (Mourits 2021: 123). Dat het medium voor het gedicht een plaat was, en geen papier, zien we allereerst in de titel. De ‘groef’ in de titel, waar een ‘stem’ uitkomt, is de groef van een grammofoonplaat. Dit type verwijzingen naar het medium komt vaker voor in het gedicht. Zo spreekt hij: ‘Mijn stem mag met mij / een heel leven mee’ (Vinkenoog 1960), waaruit blijkt dat zijn stem voor altijd op een plaat te horen is. Later volgt nog zo’n verwijzing naar de plaat:
maar de plaat draait verder,
en mijn stem ligt vast
in een zwarte groef… (Vinkenoog 1960)
Verder bevat het gedicht veel orale elementen. Vinkenoog gebruikt zijn stem meermaals op een wijze die niet in gedrukte tekst te vatten is. Hij maakt gebruik van het feit dat (vreemde) geluiden te drukken zijn op een plaat:
Met èh mocht ik beginnen,
en de stem draagt mij verder,
maar hoe zal ik eindigen?
Zal ik krachtig stervende verzen stamelen,
vloeken –
of seniele kreten slaken?
In dit fragment wordt ‘èh’ als een lange kreun uitgesproken en ook na ‘seniele kreten slaken’ is er een soort kreun te horen. Verder zien we een verwijzing naar de stem zelf. Dit komt vaker voor: ‘- een ander geluid op mijn lippen’ en:
een stem die opgroeit, hoog uitschiet, laag lacht,
soms meetrilt, zich vergeet dan, hikt
en huilt
Hier is de stem van Vinkenoog hoger bij het woord ‘hoog’ en lager bij het woord ‘laag’. Aan het einde, nadat de stem ‘huilt’, horen we Vinkenoog ook een huilend geluid maken. Dit gebruik van geluiden zien we ook later terug:
en als ik slaap heb gaap ik
en als ik high ben lach ik
en duizenden revoluties overleef ik
en als ik muziek hoor luister ik
In dit fragment horen we na de eerste regel een gapend geluid en na de tweede regel een lachgeluid. In de laatste regel horen we Vinkenoog zelfs zingen en ritmisch tikken, nadat hij de tekst voorgedragen heeft: ‘Tata tatada dadada (…)’. ‘Ik huilde, zong en sloeg de maat met mijn vinger op een Milt Jackson Worksong’ (Vinkenoog 1971: 232). Ook eerder hoorden we de dichter al zingen:
<< A B C D E F G
meester, de jongens nemen knikkers mee –
Jongens, je mag >>
Verder maakt Vinkenoog gebruik van de traditionele orale methode van de herhaling (ALL 2025):
Ik werd wakker tussen Rood en Zwart
het rood van Moskou en het zwart van Mussert
Eenheid Eenheid Eenheid
Houzee Houzee Houzee
Dit stuk grijpt terug op een ervaring die Vinkenoog had toen hij vier was. Hij was toen getuige van ‘straatrumoer dat onheil aankondigde’ (Boomsma 2025: 77). ‘Houzee’ verwijst hier naar de uitroep ‘Hou zee!’, de groet van de NSB (Wikipedia). Vinkenoog heeft waarschijnlijk een conflict meegemaakt tussen communisten (‘het rood van Moskou’) en nationaalsocialisten, ofwel NSB’ers (‘het zwart van Mussert’). De herhaling van ‘Eenheid’ en ‘Houzee’ benadrukt deze ervaring.
Ook maakt Vinkenoog gebruik van klemtonen om zinnen een nieuwe betekenis te geven:
en je huid ook zó beweegt
en je huid óok zo beweegt
en
Weet jij veel (wie ik ben)?
Jij weet véel, meer dan ik
Jij weet veel méer dan ik
Al met al gebruikt Vinkenoog zijn stem op een andere manier dan andere dichters binnen het project Stemmen van schrijvers. Het lijkt erop dat er een wereld voor hem openging. Het beviel hem zo goed dat hij ervoor koos om de voordracht de focus te maken van zijn poëzie.
Na de ontdekking van de orale poëzie
Na Stemmen van schrijvers publiceert Vinkenoog in 1962 zijn roman Hoogseizoen. Gerrit Kouwenaar stelt dat de roman doet denken aan de stijl van de Beatgeneratie: ‘Vinkenoog schrijft een snel, ademloos proza, schijnbaar vormloos, exclamaties, zelfcorrecties, binnen- en buitenpretjes, buitengewoon evocatief’ (Dütting 2013: 118). Ook uit zijn eerstvolgende dichtbundel uit hetzelfde jaar blijkt dat er iets veranderd is. Aan de titel Spiegelschrift (gebruikslyriek) is al te zien dat het gaat om een ander soort poëzie, namelijk poëzie om te gebruiken, om voor te dragen. Het gedicht ‘Stem uit de groef’ is ook opgenomen in deze bundel.
De wending in de poëzie is verder te zien in de gedichten zelf; een aantal gedichten is meerdere pagina’s lang, terwijl Vinkenoogs gedichten voorheen nauwelijks een halve pagina besloegen. Het eerste gedicht ‘Dzjenghis Khan’ (Bremmers 2008b: 199) is duidelijk oraal bedoeld. Het lijkt zelfs te gaan om een toneelstuk. Er zijn twee personages aan het woord en er zijn regieaanwijzingen te vinden. Deze regieaanwijzingen zien we ook in het tweede gedicht, ‘Het gemengde bericht: een fragment’. Verder vallen de thema’s ‘adem’, ‘stem’ en ‘muziek’ op binnen de bundel.
Het is duidelijk dat we te maken hebben met een verschuiving binnen het werk van Vinkenoog. We hebben niet meer te maken met zijn eerdere Vijftigerspoëzie; de performativiteit lijkt meer zijn focus te hebben gekregen. Vinkenoog werd in de jaren zestig zelfs ‘de peetvader van de performancedichters’ (Brems 2016: 446). Zo organiseert hij in 1962 de eerste Nederlandse ‘happening’: een evenement met voorgedragen gedichten van onder anderen Johnny van Doorn (Brems 2016: 256). Vanaf 1963 organiseert hij Jazz & Poetry-avonden in het Amsterdamse café Sheherezade (Vogelaar 2005: 2), waar hij, met verscheidene muziekinstrumenten, op het podium staat (De Jonge 1996: 7). ‘Hier kwam geen Vijftigers-poëzie meer tot zijn recht’ (De Jonge 1996: 7).
In 1966 organiseert Vinkenoog het evenement Poëzie in Carré, een show waarbij verschillende dichters hun werk voordragen. Deze show is opgenomen en gepubliceerd op een plaat van Vinkenoogs eigen platenlabel Sigma Relax (Mourits 2021: 124). Een jaar later komt hier nog een plaat bij: Liefhebben, Zien en Proeven (1967). ‘[D]it album is gemaakt om zintuigelijke grenzen te overschrijden’ (Mourits 2021: 125). Dit is de laatste plaat die Vinkenoog publiceert op zijn eigen platenlabel, maar dat weerhoudt hem er niet van om aan meer projecten binnen dit medium te werken. Vinkenoog blijft in de jaren hierna bezig met voordracht en muziek. Zo werkt hij samen met Spinvis (Erik de Jong), met wie hij twee albums maakt: Ja! (2006) en Ritmebox (2008) (Dütting 2013: 321). Deze albums bestaan uit oudere voordrachten van Vinkenoog die op muziek zijn gezet.
Kortom, we kunnen stellen dat het gedicht ‘Stem uit de groef’ (1960), binnen het project Stemmen van schrijvers, gezorgd heeft voor een ommekeer in het dichterschap van Vinkenoog. Als hij op zoek is naar iets nieuws, omdat de vernieuwing rond de Beweging van Vijftig voor hem tot een einde komt, komt dit project op zijn pad. Dit zorgt niet alleen voor de inspiratie om een volledig nieuw gedicht te schrijven, maar ook voor de inspiratie om een voordrachtskunstenaar te worden. De Vijftiger Vinkenoog is niet meer; maak plaats voor voordrachtskunstenaar, podium-dichter, muzikant en woordenknallende Vinkenoog!
Bibliografie
ALL (2025), ‘Orale literatuur’, in: Algemeen Letterkundig Lexicon, DBNL, geraadpleegd op 21/06/2025. https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_03101.php.
Bent, J. van der. (1999). ‘“O Fellow Travelers I Write You a Poem in Amsterdam”: Allen Ginsberg, Simon Vinkenoog, and the Dutch Beat Connection’, in: College Literature, 27(1), blz. 199–212.
Bremmers, J. & Vinkenoog, S. (2008a). Amsterdam Madmaster. Passage.
Bremmers, J. & Vinkenoog, S. (2008b). Vinkenoog verzameld: gedichten, 1948-2008. Nijgh & Van Ditmar.
Brems, H. (2016). Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005. Bert Bakker.
Boomsma, G. (2025). Breken is bouwen. Vijfenzeventig jaar Vijftigers. Uitgeverij De Arbeiderspers.
Dütting, H. (2013). Simon Vinkenoog. Dichter, schrijver en performer. Uitgeverij Aspekt.
De Jonge, C. & Vinkenoog, S. (1996). Het hoogste woord: de stem van Simon Vinkenoog. Holmsterland/SKF.
Mourits, B. (2001). Zestig. Een nieuwe datum in de poëzie. Uitgeverij Podium.
Mourits, B. (2021). ‘“Een beetje muziek en de hele rest”: Literatuur en muziek op vinyl en cd: een inventarisatie’, in: Jaarboek Nederlandse Boekgeschiedenis, 28, blz. 120–142.
V., J. (1953). ‘Wat zegt u de moderne litteratuur?’, in: Het Binnenhof, 6 maart 1953.
Vinkenoog, S. en Nooteboom, C. (1960). Stemmen van schrijvers. SVS 6004. Letterkundig Museum/Querido.
Vinkenoog, S. (1962). Hoogseizoen. De Bezige Bij.
Vinkenoog, S. (1971). Aan het daglicht: drie maanden leven met Simon Vinkenoog, (eind februari-eind mei 1971). Orion.
Vogelaar, K. (2005). ‘Vinkenoog’, in: S. Bax, H. Brems, T. van Deel, A. Zuiderent (red.), Kritisch Lexicon van de Moderne Nederlandstalige Literatuur. Noordhoff.
Wikipedia, Houzee. https://nl.wikipedia.org/wiki/Houzee.

Zie voor Vinkenoog als woordknallende performer in de Utrechtse subcultuur van eind
jaren zestig het boek van Patrick Bakkenes, Van Flight naar Lowlands. De geschiedenis
van Nederlands eerste popfestivals. (Uitgeverij Noordboek-Van Gorcum, 2025)
Leuk artikel! 😉
Leuk detail, Vinkenoog heeft later twee CD’s gemaakt met muzikant Spinvis, waar stem uit de groef nog eens gebruikt is. Hoor: https://open.spotify.com/track/0TqTLUKawXvBttSE3n2fxJ?si=HaLiODoVSl-FvXP5dV0baw