Over de portrettering van de zwarte mens in kinderliteratuur
Jammer, dat de blanke mensen niet op ons eiland komen, anders…’ ‘Anders aten we ze op!’, roepen de nikkers, die rond de hut van het opperhoofd zitten. ‘Blanke mensen smaken fijn’, zegt het opperhoofd. Hij likt zijn lippen eens af.
Deze passage komt uit het kinderboek Oki en Doki bij de nikkers (1957), waarin de matroosjes Oki en Doki voor het eerst kennismaken met zwarte eilanders. De zwarte mens, hier aangeduid als ‘nikker’, wordt in dit kinderboek voorgesteld als een primitief figuur die het niet al te best met de witte Oki en Doki voorheeft. Sterker nog: de zwarte mens is hier een direct gevaar voor Oki en Doki omdat hij dreigt het onwetende duo op te eten. Dit negatieve beeld van de zwarte mens is niet alleen te zien in deze editie. Ook de latere editie van dit verhaal, Oki en Doki bij de negers (1971), laat hetzelfde karikaturale beeld zien van de zwarte mens. Dan, twaalf jaar later, besluiten Henri Arnoldus en Carol Voges, de auteur en illustrator van de Oki en Doki-reeks, om dit verhaal te veranderen. In de eerste plaats verandert de titel drastisch: het boekje wordt nu uitgegeven onder de naam Oki en Doki op een eiland (1982). Daarbij zijn de primitieve ‘negers’ nergens meer in het boekje te bekennen. De ‘negers’ zijn vervangen voor eilanders die niet meer haatdragend, maar juist blij zijn met de komst van Oki en Doki. Deze verschuiving van een negatief naar een positiever beeld van de zwarte mens laat zien dat medio jaren ’70 – begin jaren ’80, de beeldvorming van de zwarte mens in kinderliteratuur ontwikkeld is. De ontwikkeling van dit Oki en Doki-verhaal is slechts een onderdeel uit de gehele ontwikkeling van de weergave van de zwarte mens in strips en kinderboeken, zo blijkt uit het onderzoek dat in dit essay besproken wordt.
In dit essay wordt het onderzoek Zwart als roet: een onderzoek naar de portrettering van de zwarte mens in Nederlandse kinderliteratuur in de periode 1930-2020, besproken waarin is vastgesteld dat in de periode 1930-2020 een verschuiving van een negatief naar positief beeld heeft plaatsgevonden op het gebied van de portrettering van de zwarte mens. In dit onderzoek zijn twaalf cultureel diverse strips en kinderboeken door middel van taal- en beeldanalyse onderzocht. De taalanalyse focuste onder meer op het vertelperspectief en de focalisatie, de toon van spreken en wat er door en over de personages wordt gezegd. De beeldanalyse focuste met name op de illustraties van de zwarte mens. Hierbij werd onderzocht welke uiterlijke kenmerken de zwarte personages hebben en wat voor conclusies aan deze kenmerken verbonden kunnen worden. Om een beeld te geven van dit onderzoek worden in dit essay de analyses besproken tezamen met de ontwikkeling in de portrettering van de zwarte mens.
1930 – 1975
Kuifje, de witte held
Wie kent ze niet: de heldhaftige Kuifje en zijn trouwe metgezel/hond Bobbie. In Kuifje in Congo (1931), geschreven en geïllustreerd door striptekenaar Hergé, gaat Kuifje als reporter van de Petit Vingtième naar Afrika om daar een reportage te maken. Dit verhaal, dat inmiddels Kuifje in Afrika wordt genoemd, is omstreden vanwege de inhoud. De zwarte mensen in dit verhaal, de Congolezen, worden namelijk op een stereotyperende en inferieure manier weergegeven. Dit is onder meer te zien aan de manier hoe Kuifje met hen omgaat op het moment dat er een treinongeluk plaatsvindt:
Kuifje: ‘Stilte! We zullen dat rotding van jullie wel repareren!’
Congolees: ‘Rotding?!’
Kuifje: ‘Vooruit, aan ’t werk!’
Congolees: ‘Ik moe!’
Kuifje: ‘Schamen jullie je niet, om een hond [lees: Bobbie] al het werk te laten doen?! Aan het werk, stelletje luiwammesen!’
In dit voorbeeld is goed te zien dat er een groot hiërarchieverschil is tussen Kuifje en de Congolese bevolking. Kuifje stelt zich hier op als opzichter die ‘zijn’ werkkrachten, de Congolezen, aan het werk zet. Hoewel Kuifje op een onvriendelijke toon tegen de Congolezen praat en de Congolezen als zijn ondergeschikten behandelt, blijkt in latere passages dat de Congolezen daar geen moeite mee hebben. Sterker nog, als de trein eenmaal door de henzelf is gerepareerd, prijzen ze Kuifje voor zijn oplossing. Kuifje wordt door de Congolezen gezien als held terwijl de Congolees zelf door Kuifje gestereotypeerd wordt als ‘luiwammes’.
Het verschil in voorkomen tussen de Congolezen en tussen Kuifje en de Congolezen markeert een duidelijk contrast tussen de witte en zwarte mens. In de eerste plaats is er verschil te zien tussen de Congolezen van hogere afkomst en de Congolezen uit de stammen. De kledij varieert van een net pak tot een ontbloot bovenlijf, maar de uiterlijke kenmerken blijven gelijk. Allen hebben grote, dikke lippen en grove ledematen. De lippen zijn groot en lichtroze geïllustreerd en ze dragen cultuurspecifieke accessoires zoals armbanden en oorringen. Dit primitieve uiterlijk staat in veel opzichten haaks op het rijke, welgestelde en Europese uiterlijk van Kuifje. De portrettering in deze strip laat zien dat de zwarte mens in deze periode, de jaren ’30, niet gelijkwaardig was aan de witte mens. Wel moet opgemerkt worden dat men in deze tijd een beperkt beeld had van de ‘ander’. De ander was voor de witte mens niet dichtbij maar ver weg, zoals in het continent Afrika. Echter, het is opvallend dat de nieuwe editie van dit verhaal (lees: Kuifje in Afrika, 1974) geen veranderingen laat zien in de weergave van de zwarte mens terwijl dit wel een modernere tijd was. Dit gebrek aan verandering zorgt ervoor dat tot op de dag van vandaag de strip voor controverse zorgt.
Witte Sjors en zwarte Sjimmie
Dan verder naar een ander iconisch duo uit de stripwereld: Sjors en Sjimmie. Deze langlopende stripreeks is door de jaren heen fors veranderd. De verhalen over het karakteristieke duo vinden hun oorsprong in Amerika maar zijn door Frans Piët vanaf eind jaren ’30 vernederlandst. Zijn opvolger Jan Kruis besloot in de jaren ‘70 om de strip te moderniseren. De verschillen tussen de strips van Piët en Kruis zijn groot en laten de visie zien die men in verschillende tijden had op de zwarte mens. In de strips Op zoek naar de Zwarte Ridder (1959) en De tijdmachine (1960) van Frans Piët is Sjimmie het goede vriendje van de grote held Sjors. Ondanks hun verschil in rol behandelt Sjors Sjimmie in deze strips als zijn gelijkwaardige vriendje. Sjors praat goed Nederlands en ‘negeert’ het gebrekkige Nederlands van Sjimmie, die in hele werkwoorden praat en soms (werk)woorden weglaat. Hoewel Sjors niet oordeelt over hun zichtbare en hoorbare verschillen, wordt het contrast tussen de twee wel duidelijk als Sjors door een schoorsteen valt:
Sjors: ‘Sjimmie! Help! Ik val door de schoorsteen!’
Sjimmie: ‘Ooo! Arme Sjors gevangen zit in kachelpijp! Arme Sjors nu net zo roetzwart is als Sjimmie!’
Deze uitspraak van Sjimmie geeft het idee dat het zwartzijn van Sjimmie iets onreins is, wat Sjimmie onmiddellijk een lagere positie geeft dan zijn witte maatje Sjors. Ook uit het uiterlijk en de benamingen van Sjimmie is af te leiden dat hij minderwaardiger is dan Sjors. Zo wordt Sjimmie ‘kleine, zwarte indringer’ of ‘zwarte vreemdeling’ genoemd en laten zijn broek met ingenaaide lappen stof, grote, rode lippen en gouden oorringen een karikaturaal beeld zien. Met name de gezichtskenmerken van Sjimmie doen denken aan het beeld dat we heden ten dage van (voormalig) Zwarte Piet hebben. Jan Kruis besluit om dit beeld van Sjimmie drastisch om te gooien. Sjimmie spreekt in Raadsels op Schiermeeuwenoog en De Ring van Schiermeeuwenoog (1972) goed Nederlands, heeft meer een eigen mening en is een zelfstandig individu, net als Sjors. Kruis heeft er wellicht voor gekozen om het duo samen in hun kracht te laten staan. Ze zijn nu allebei helden. Waar Sjimmie in de strips van Piët niet intelligent en assertief is, is dat in deze strips wel zo:
Sjimmie: ‘Weet je, Sjors, er is iets wat ik heel vreemd vind… waarom zijn de gebroeders Gniep zelf niet bang voor het monster? Ik vertrouw ze voor geen cent, de gebroeders Gniep met hun gemene hondje. We moesten morgen nog maar eens een bezoek brengen aan de apotheek en proberen of we iets kunnen ontdekken.’
Ook het uiterlijk van Sjimmie heeft Kruis radicaal veranderd. Kruis heeft met zijn strips een einde gemaakt aan de associatie Sjimmie-Zwarte Piet door de benamingen en het voorkomen van Sjimmie te veranderen. Zo wordt hij door iedereen in deze strips niet meer aangesproken op zijn zwarte uiterlijk, maar gewoon als ‘Sjimmie’ en zijn armoedige kleren zijn vervangen voor een hippe outfit. De verandering van Sjimmie is verklaarbaar als gekeken wordt naar het tijdsbeeld. In de jaren ’60 waren er nog niet zoveel zwarte mensen in Nederland, pas vanaf medio jaren ’70 groeide dit aantal.
Men kende dus voornamelijk mensen zoals de witte buurvrouw en de witte plaatselijke bakker. Dit gegeven wordt gerepresenteerd in de stripverhalen van Piët. Ook in de strips van Kruis is Sjimmie de enige zwarte jongen. In ’72 was de beeldvorming over de zwarte mens wel veranderd, mede omdat men ze ook eerder in hun eigen omgeving zag. Men kon nu van ‘dichtbij’ meemaken wie zwarte mensen waren, hoe ze spraken en hoe ze eruitzagen. Toch heeft Kruis er niet voor gekozen om meer zwarte mensen in de strips te illustreren. Dit geeft aan dat dit toen nog niet gebruikelijk was, hoewel het besef van meer zwarte mensen in Nederland er wellicht wel was.
1975 – 2020
De racist en de humorist
Het positievere beeld van de zwarte mens dat medio jaren ’70 zijn intrede doet in kinderboeken, ontwikkelt zich door in de jaren ’80. In het kinderboek De rooie vuurtoren, of Vrijdag en de andere wilden (1981), geschreven door Hans Dorrestijn, zijn vrijwel alle stereotype en karikaturale verwijzingen over de zwarte mens verdwenen. Sterker nog: de zwarte mens gaat in dit boek met stereotyperingen aan de haal. Dorrestijn zet de hoofdpersoon Janchi, een Nederlandse jongen van Surinaamse afkomst, in zijn kracht. De keuze van de schrijver om een zwart personage tot hoofdpersonage te maken is relatief nieuw. Zwarte personages waren voorheen meer bijfiguren met een dommig of gemeen karakter. Janchi wordt in dit verhaal juist geportretteerd als een slimme en humoristische jongen. Hij is zich bewust van zijn huidskleur en van de stereotyperingen die aan zwarte mensen worden gegeven. Hoewel Janchi geliefd is bij veel klasgenoten heeft hij één grote tegenstander: Anne, een nuchtere boerenjongen uit Drenthe. Anne, die verhuisd is naar de grote stad en nu te maken krijgt met andere culturen en mensen als Janchi, heeft moeite om zich normaal tegen Janchi te gedragen. Daarbij heeft hij van huis uit meegekregen om de zwarte mens te haten. Zijn vader praat op hem in dat alle zwarte mensen ‘bestreden moeten worden’ omdat ze niet ‘thuis horen in Nederland’. Anne, die zijn vooroordelen over de zwarte mens op Janchi projecteert, wordt op een gegeven moment door Janchi geconfronteerd. Janchi is klaar met de vooroordelen en besluit om Anne op zijn nummer te zetten:
Janchi: ‘Dat zou je niet zeggen hè van een neger, dat hij niet goed is in sport.’ Anne keek Janchi niet-begrijpend aan. Janchi begon een oude negerbediende te imiteren die hij eens in een Amerikaanse film had gezien. ‘Ja massie, heel gek. Hééél gek. Negers toch altijd anders zo hollen! Maar jij dan niet weten dat daar twee soorten negers zijn: sportnegers en muzieknegers?’
Janchi maakt hier duidelijk dat hij zich bewust is van stereotyperingen over zwarte mensen. Door op humoristische wijze zichzelf te onderwerpen aan de stereotyperingen, namelijk het toepassen van gebrekkig taalgebruik, het persifleren van een oude, zwarte bediende, en het kennis hebben van de ‘soorten negers’, laat Janchi zien hoe racistisch Anne in feite is, ook omdat Janchi zelf niet voldoet aan deze stereotyperingen en dit aan Anne duidelijk maakt. Daarbij geeft het gebruik van het woord ‘massie’, een term die negroïde mensen vroeger gebruikten om witte mensen aan te duiden, aan dat Janchi goed weet wat de geschiedenis is van de zwarte mens en hoe de zwarte mens door witte mensen destijds, en door Anne nog steeds, gezien werd.
Een ander belangrijk element in dit kinderboek dat een positief beeld laat zien van de zwarte mens, is de visie van een bijzonder bijfiguur die haar mening vaak laat horen. Deze persoon wordt in het boek voorgesteld als een oude, wijze vrouw die de personages duidelijk wil maken dat ze respectvol met elkaar om moeten gaan. Zij is voor een goede relatie tussen zwart en wit en fel tegen een samenleving waarin wit zich superieur voelt aan zwart. Zij probeert Anne in te laten zien dat zijn gedrag uiteindelijk tegen hem gaat werken. Het advies van de oude mevrouw kan als grondmotief van dit boek worden gezien: zorg dat je de ander accepteert, want dat is voor iedereen uiteindelijk het beste. Daarbij staat dit personage voor een nieuw élan op gebied van de visie op zwarte mensen: de vrouw veroordeelt racisme en legt aan de jonge lezer uit dat zwart en wit niet tegenover elkaar maar naast elkaar moeten staan.
Een nieuw geluid
Het veroordelen van racisme en de ongelijkheid tussen witte en zwarte mensen kan ook teruggevonden worden in de boeken Hoe mooi wit ik ben (2016) geschreven door Dolf Verroen en De reis van Syntax Bosselman (2018), geschreven door Arend van Dam. Het eerste boek laat de jonge lezer op een confronterende manier kennismaken met slavernij en racisme, met als doel om hem of haar te laten inzien dat het niet juist is dat witte mensen het rechtvaardigen om zwarte mensen als hun onderhorige te zien. In dit verhaal, dat zich afspeelt rond 1800, krijgt de twaalfjarige Maria namelijk een slaaf genaamd Koko als cadeau voor haar verjaardag. De jonge Maria vindt het normaal om een slaaf te hebben en gedraagt zich hier ook naar. Ze geeft de slaaf, die nog wat jonger is dan zijzelf, bevelen en vernedert hem in het bijzijn van haar familie. Omdat in het verhaal geen context geboden wordt over de slavernij, is er kritiek verschenen op het boekje. Het boek laat namelijk in al zijn volledigheid zien hoe de verhouding tussen witte en zwarte mensen was ten tijde van de slavernij, zonder daar in de tekst zelf kritiek op te uiten. Toch wordt in het nawoord van het boekje wel duidelijk dat Verroen wel degelijk kritiek uit op de ongelijkwaardige verhouding tussen witte en zwarte mensen. In dit nawoord legt hij uit hoe hij door een bezoek aan Suriname en Ghana tot een nieuw bewustzijn is gekomen. Zo schrijft hij: ‘Iedereen was daar zwart, behalve ik. Hoe vriendelijk de mensen ook waren, ik bleef me een indringer voelen. Ik besefte opeens wat gekleurde mensen voelen wanneer ze voor het eerst in een blanke samenleving komen’. Ook beschrijft Verroen het inzicht dat hij kreeg na zijn tweede bezoek aan Suriname: ‘Pas veel later ben ik gaan beseffen dat ieder mens een nietig deel van een grote geschiedenis is. Door mijn witte huid zit ik ten opzichte van zwarte mensen aan de verkeerde kant. Het is nog waar ook: ik leef in een land dat zijn welvarende ontwikkeling voor een groot deel te danken heeft aan de slavenhandel.’ Deze inzichten van Verroen laten een nieuw geluid horen wat betreft de portrettering van de zwarte mens in kinderboeken: het leed van de zwarte mens wordt nu erkend, besproken en veroordeeld.
In De reis van Syntax Bosselman (2018) steekt schrijver Arend van Dam zijn oordeel over het slavernijverleden niet onder stoelen of banken. Het boek vertelt het waargebeurde verhaal van de Surinaamse Syntax Bosselman die in 1883 naar Nederland afreist om mee te doen met de Wereldtentoonstelling. Als hij op de Wereldtentoonstelling aankomt, is Syntax zich er nog niet van bewust dat hij zelf tentoongesteld zal worden samen met andere Surinamers. Hem werd immers voorgehouden dat hij als eregast op de tentoonstelling aanwezig zou zijn. Deze misvatting en het leed dat hierdoor bij Syntax en zijn reisgenoten veroorzaakt wordt, worden in het boek ter discussie gesteld. In de hoofdstukken waarin Van Dam zelf aan het woord is, laat hij weten de situatie van Syntax en zijn reisgenoten te veroordelen. Door Syntax en zijn reisgenoten niet negatief te portretteren maar juist in hun kracht te zetten, wordt duidelijk dat dit boek racisme afkeurt en dat het de rauwe en harde realiteit van het slavernijverleden bloot wil leggen. Vanuit het oog van de schrijver is de zwarte mens qua classificatie dus niet minder waard dan de witte mens, hoewel middels het verhaal ook duidelijk wordt dat dit in de negentiende eeuw absoluut niet het geval was.
Het boek is twee jaar ouder dan het boek van Verroen maar laat wel zien dat er in 2018 meer bewustzijn kwam over de beeldvorming van de zwarte mens. In deze periode stond men meer stil bij het slavernijverleden en de rol die Nederland hierin heeft gehad. De reis van Syntax Bosselman (2018) is een antwoord op dit bewustzijn en laat ook een grotere ontwikkeling zien in de portrettering van de zwarte mens. Niet alleen werd men zich meer bewust van de portrettering van de ander, maar men ging ook meer kijken naar de rol van de witte mens en wat hij of zij daarin kan veranderen. Dit bewustzijn over het slavernijverleden heeft zich doorgezet in een grotere trend: meer aandacht voor diverse personages in kinderboeken. De laatste jaren zijn er meer cultureel diverse boeken op de markt gekomen waarin diversiteit centraal staat en waarin de zwarte mens op een positieve manier wordt weergegeven.
Conclusie
De portrettering van de zwarte mens in kinderboeken heeft in de periode 1930 – 2020 een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Het meest aantoonbare gegeven is dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van een negatieve naar positieve portrettering van de zwarte mens. Het negatieve beeld zien we met name terug in de onderzochte Kuifje-strips, de Sjors en Sjimmie-strips van Frans Piët en de eerste edities van de Oki en Doki-verhalen. De zwarte mens wordt hier neergezet als het hulpje van de witte held, of als agressieveling die het niet al te best met de witte mens voorheeft. Daarbij laten de stereotype uiterlijke kenmerken, die doen denken aan het karikatuur Zwarte Piet, een beeld zien dat de zwarte mens in een negatief daglicht plaatst. In de studie is aangetoond dat dit beeld medio jaren ’70 veranderde naar een positiever beeld. De zwarte mens wordt in de boekjes uit deze periode, denk aan de Sjors en Sjimmie-strips van Jan Kruis (1972) en De rooie vuurtoren of Vrijdag en de andere wilden (1981) weergegeven met positieve karaktereigenschappen en als hoofdpersonage van het verhaal. Daarbij wordt in de meer hedendaagse boeken zoals Hoe mooi wit ik ben (2016) en De reis van Syntax Bosselman (2018) het slavernijverleden van de zwarte mens veroordeeld en bespreekbaar gemaakt. Dit nieuwe bewustzijn zet zich door in hedendaagse kinderboeken waarin zwarte personages steeds meer vertegenwoordigd worden.
Bronnen
Arnoldus, Henri. Oki en Doki bij de nikkers. Apeldoorn: Uitgeverij de Eekhoorn, 1957.
Arnoldus, Henri. Oki en Doki bij de negers. Apeldoorn: Uitgeverij de Eekhoorn, 1971.
Arnoldus, Henri. Oki en Doki op een eiland. Apeldoorn: Uitgeverij de Eekhoorn, 1982.
Dam, Arend van. De reis van Syntax Bosselman. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 2018.
Dorrestijn, Hans. De rooie vuurtoren, of Vrijdag en de andere wilden. Amsterdam: Prometheus, 1981.
Hergé. Kuifje in Congo: De avonturen van Kuifje. Brussel: Casterman, 1931. ( De geanalyseerde editie is de editie van 1988. Dit is een letterlijke zwartwitkopie van de strip uit 1931)
Hergé. Kuifje in Afrika: De avonturen van Kuifje. Brussel: Casterman, 1974.
Kruis, Jan. Raadsels op Schiermeeuwenoog & De ring van Schiermeeuwenoog. Amsterdam: Uitgeverij Amsterdam Boek B.V, 1972.
Piët, Frans. Sjors en Sjimmie: Op zoek naar de zwarte ridder (1959) en De tijdmachine (1960). Willemstad: Big Balloon, 2001.
Veen, Jolanda: Zwart als roet. Een onderzoek naar de portrettering van de zwarte mens in Nederlandse kinderliteratuur in de periode 1930 – 2020. Groningen 2022 (Masterscriptie RUG)
Verroen, Dolf. Hoe mooi wit ik ben. Amsterdam: Leopold, 2016.
Bitterzoet Erfgoed
Dit onderzoek is gekoppeld aan de culturele manifestatie Bitterzoet Erfgoed in Groningen. Het KinderBoekenHuis in Winsum presenteert in het kader van Bitterzoet Erfgoed de tentoonstelling ‘Erfgoed der Koloniën in kinder- en jeugdboeken.’ De tentoonstelling gaat in op de doorwerking van het slavernijverleden in kinderboeken vanaf het jaar 1770 tot nu. Omdat dit onderzoek aansluit bij de tentoonstelling, wordt het onderzoek door middel van boekbesprekingen en lezingen aan de man gebracht.
De tentoonstelling is te zien tot 11 september.
Klik hier voor meer informatie: https://kinderboekenhuis.eu/pages/agenda.php
Laat een reactie achter