Je ontkomt er tegenwoordig niet meer aan: misinformatie. Oftewel: onjuiste informatie over iets in de werkelijkheid. Met dank aan moderne technologieën is het verspreiden van onjuiste informatie zo makkelijk geworden dat de overheid kortgeleden een plan van aanpak presenteerde om dit te bestrijden. Hartstikke ambitieus natuurlijk, maar zelfs binnen de politiek wordt niet altijd de waarheid gesproken. Zo bleek uit onderzoek van Pointer dat in het vragenuurtje op 21 maart een aantal onjuiste uitspraken over de controversiële Week van de Lentekriebels werden gedaan door Baudet.
Mogen politici eigenlijk wel misinformatie gebruiken in Tweede Kamer-debatten? In een recent onderzoek keek ik naar de status van misinformatie in een kritische discussie, vanuit het perspectief van de pragma-dialectiek, de argumentatietheorie ontwikkeld door Frans van Eemeren en Rob Grootendorst.
Pragma-dialectiek: een ideaalmodel van kritische discussie
Volgens de pragma-dialectiek is een kritische discussie een ideale discussie waarin discussianten het doel hebben om hun meningsverschil op te lossen op redelijke gronden. Dit houdt dus niet in dat één iemand zijn zin krijgt en de ander pech heeft (denk aan meeste-stemmen-gelden), maar juist dat er uiteindelijk geen meningsverschil meer is tussen de discussianten. Dit is het geval wanneer de één zo overtuigd is van het standpunt van de ander dat hij of zij dit ook aanneemt.
Zo’n meningsverschil oplossen is best een moeilijke opgave. Hoe doe je dat? Volgens de pragma-dialectiek gaat het vooral om de kwaliteit van de argumentatie en het discussieproces. Zo draait het niet zozeer om het sterkste argument, maar juist om het argument dat het best in staat is om het meningsverschil te verhelpen. Argumentatie moet redelijk zijn om een meningsverschil daadwerkelijk op te kunnen lossen. Helaas is redelijkheid niet zo zwart-wit. Wat redelijk is hangt af van de situatie en de discussianten zelf. Daarnaast is een (minimaal) criterium voor redelijke argumentatie dat beide discussianten vinden dat de gebruikte discussiezet acceptabel is om het standpunt te verdedigen.
Als handvaten stelden Van Eemeren en Grootendorst een lijst op van tien discussieregels, die als redelijkheidsnormen fungeren. Enkele voorbeelden van deze regels zijn dat discussianten elkaar niet mogen weerhouden van het naar voren brengen van standpunten, en niet de bewijslast mogen ontwijken. Als discussianten deze regels overschrijden, worden ze vaak – maar niet altijd – als onredelijk beschouwd door hun tegenstanders. Als een discussiant een argument onredelijk vindt, is het onwaarschijnlijk dat dit hem of haar overtuigt en dus wordt het meningsverschil niet opgelost.
Naast deze algemene discussieregels hebben redelijke discussianten zich ook te houden aan de regels van de argumentatieve context waarin de discussie plaatsvindt. Een Tweede Kamer-debat kent natuurlijk een aantal vaste regels ten opzichte van bijvoorbeeld een discussie met je vrienden over jullie volgende vakantiebestemming. Zo mogen politici in de Tweede Kamer elkaar niet zomaar in de rede vallen of beledigen, terwijl dit in een vriendengroep meestal niet zo erg is.
Misinformatie: redelijk of niet?
Nu is het de vraag of het gebruik van misinformatie om een standpunt te verdedigen redelijk is. Vermoedelijk zal de eerste reactie zijn dat het onredelijk is, omdat het misleidend of zelfs bedrieglijk is. Om iemand een standpunt te laten vormen is het wel zo eerlijk om hier juiste informatie ter verdediging voor te geven. Toch wordt hier niets over gezegd in de vergaderregels van de Tweede Kamer. Het spreken van ‘de waarheid’ is dus officieel niet verplicht in debatten. Een reden voor het ontbreken van een dergelijke eis is wellicht dat discussies over de waarheid mogelijk moeten blijven. Daarnaast is het vaak vrijwel onmogelijk om te kunnen weten of iemand wel of niet de waarheid spreekt. Niemand kan tenslotte weten of Rutte eerlijk was tijdens het Omtzicht-debat, toen hij zich de situatie “verkeerd herinnerd” had. Maar in het geval van misinformatie gaat het om daadwerkelijke onwaarheden, over iets in de werkelijkheid wat bewezen onwaar is. Best gek dus, dat dit schijnbaar gebruikt mag worden in de Tweede Kamer, terwijl de overheid dit wel serieus genoeg neemt om een campagne ertegen te starten.
Ook de discussieregels van de pragma-dialectiek zeggen niets expliciet over het spreken van de waarheid. Hoewel één van de regels stelt dat discussianten niet zomaar een stelling als vanzelfsprekend mogen beschouwen als dit niet zo is, betekent dat niet noodzakelijk dat argumenten of gedeelde uitgangspunten ‘waar’ moeten zijn. Als ik stel dat de aarde plat is, en mijn tegenstander gelooft mij, heb ik deze regel niet overtreden. Zolang mijn gebruik van misinformatie dus onopgemerkt en ogenschijnlijk aanvaard blijft, kan ik mijn tegenstander succesvol misleiden, waardoor hij of zij mijn argumentatie waarschijnlijk acceptabel zal vinden. Paradoxaal genoeg volgt hieruit dat misinformatie dus pas ‘redelijk’ kan zijn als het de tegenstander succesvol misleidt.
Maar, zoals ik eerder al schreef, is argumentatie alleen redelijk wanneer het door beide partijen als acceptabel wordt beschouwd. Als ik ervan bewust ben dat mijn stelling niet klopt, weet ik (als ik enig moreel bewustzijn heb) dat ik niet eerlijk bezig ben. Ik zou immers zelf ook niet bedrogen willen worden. Ook al is mijn tegenstander volledig overtuigd van mijn onzin, is de argumentatie wat dat betreft onredelijk als ik opzettelijk misinformatie gebruik. Daarom is het belangrijk om onderscheid te maken tussen bewust en onbewust gebruik van misinformatie. Wanneer ik daadwerkelijk geloof dat de aarde plat is, bijvoorbeeld omdat ik nog nooit tegenbewijs heb gezien, heb ik geen reden om te geloven dat mijn argumentatie onredelijk is. Ik heb geen intentie om mijn tegenstander te bedriegen, omdat ik simpelweg niet weet dat mijn argumentatie misinformatie bevat.
Volgens de redelijkheidsnormen van de pragma-dialectiek kan misinformatie dus redelijk zijn in kritische discussies wanneer a) het onbewust wordt gebruikt en b) het de tegenstander succesvol misleidt.
Vragenuurtje Week van de Lentekriebels
Terug naar de Tweede Kamer. Tijdens het vragenuurtje stak Thierry Baudet een betoog af tégen de Week van de Lentekriebels. Daarbij gebruikte hij soms misinformatie in zijn pleidooi. Zo verwees hij naar een boekje over orale seks, waarvan hij claimde dat dit aan basisschoolleerlingen werd voorgeschoteld. Maar ondanks dat het boekje wel verkocht wordt door de Rutgers Stichting (één van de organisatoren van de week), maakte het geen deel uit van het lesmateriaal. Was dit gebruik van misinformatie van Baudet redelijk? Helaas kan alleen Baudet zelf weten of dit bewust was of niet, en zullen we deze vraag nooit met zekerheid kunnen beantwoorden. Het kan natuurlijk voorkomen dat politici niet op de hoogte zijn van alle feiten rondom een kwestie. De controversiële week kreeg namelijk een hoop media-aandacht, waardoor het vinden van de waarheid soms op een speld in een hooiberg leek.
Het is niet ondenkbaar dat Baudet een hoop mensen heeft kunnen overtuigen van zijn standpunt tégen de Week van de Lentekriebels, en daarmee het meningsverschil op te lossen. Of hij dit dan ook op redelijke gronden heeft gedaan, blijft een vraagteken. Toch biedt de pragma-dialectiek een frisse kijk op waarom misinformatie (bewust of onbewust) de overhand kan hebben in argumentatieve situaties. Door de redelijkheidsnormen van kritische discussies in acht te nemen kan er gekeken worden naar hoe discussianten onopgemerkt kunnen argumenteren met misinformatie.
Suzanne Schuurman volgt de onderzoeksmaster Taalwetenschappen aan de Universiteit van Leiden.
Eveline zegt
Beste,
Gaat u zich nu met inhoudelijke politiek bemoeien op dit neerlandistiek domein?
Beïnvloeding plegen, nee?
Begrijp dit niet.
Met beste groet.
Anneke Neijt zegt
Misschien laat de loop van het debat of het taalgebruik zien of de debaters weten over welk soort onzin ze praten. Interessant onderzoek!