Een ode aan Joost Zwagerman
Tien jaar terug kwam Joost Zwagerman te overlijden. Na zijn dood drukte mijn docent Nederlands me op het hart zijn boeken te gaan lezen, te beginnen met Gimmick!. Begeesterd vertelde hij dat Zwagerman met dit boek de literaire wereld opschudde en zo de deur opende voor een nieuwe, jongere generatie schrijvers. Boeken hoefden niet meer overdreven literair te zijn, maar mochten vlot weglezen: geen onnodig lange zinnen of hoogdravende stijlfiguren, maar de wereld wakker schudden, omdat je als jonkie wat te zeggen hebt.
Titaantjes van de jaren ’80
Als zeventienjarige las ik Gimmick! en dit boek sprak me ontzettend aan. Zwagermans opvatting dat de kunstenaarsscène van eind jaren ‘80 schreeuwde om verbeelding, deelde ik. Het was een wonderlijke tijd waarin titaantjes als Rob Scholte, Paul Blanca en Peter Giele in mum van tijd ongekende faam ten deel viel. Deze artiesten wisten recalcitrant de kunstwereld op z’n grondvesten te doen schudden, maar al snel zouden ze bezwijken onder hun eigen hoogmoed.
In Gimmick! school niet alleen een journalistieke ambitie om iets vast te leggen, nee, daaronder lag een diepere fascinatie: die van een provinciaal, die naar de stad trok en daar werd aangetrokken tot een kil, cynisch en onverschillig kunstenaarsbestaan. Een coming of age novel dus, waarin Zwagermans eigen volwassenwording resoneert, en waarin hij zijn fascinatie voor de kunstenaars uit zijn tijd onder woorden brengt. En als er een rode draad in zijn oeuvre te ontwaren is, is het wel dit eindeloze bewonderen. En het is Zwagermans bewondering, die bewonderenswaardig is.
Een gretige zoektocht naar het fascinerende
Om te kunnen bewonderen, moet je eerst vooral zorgvuldig kijken, was Zwagermans overtuiging. Daarom luidt het motto van zijn boek Alles is gekleurd: ‘Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is.’ Dit gedicht van K. Schippers vat zijn gretige zoektocht naar het fascinerende treffend. En hij neemt ons mee in zijn betovering: door zijn beschrijvingen opent hij je ogen en biedt hij een venster op alles wat hem fascineert.
Zo doet Walter Raamsdonk, die als hoofdpersonage van Gimmick! bijna altijd Raam wordt genoemd, zijn bijnaam eer aan: hij is bijzonder passief en vooral bezig met registreren van wat hij ziet. Dat er onder deze passiviteit neerslachtigheid schuilt, maakt het boek gelaagd. Als lezer vraag je je namelijk af of het de leegte van het postmoderne kunstenaarsbestaan is, die hem deemoedig stemt, of dat zijn droefgeestigheid voortvloeit uit liefdesverdriet.
Voyeurisme en het leven van een sekswerker
Ook Vals Licht kent een hoofdpersonage dat ondergeschikt is aan hetgeen wat hij wil registreren. Dit boek betreft eveneens een jongen, die naar de stad trekt om zich daar onder te dompelen in een bestaan van sex, drugs & rock & roll. Simon, het hoofdpersonage, raakt in Amsterdam verliefd op een prostituee, die een heroïneverslaving veinst.
Vanuit Simons perspectief vertelt Zwagerman het leugenachtige, gelaagde – en daarmee ook fascinerende – bestaan van een Amsterdamse sekswerker. Dit was een bestaan waar Simon uiteindelijk zelf, door z’n obsessieve verliefdheid, ook verstrikt in raakt. Regelmatig bespiedt hij haar en zo denkt hij meer over haar te weten te komen, maar uiteindelijk leiden deze flarden van informatie tot alleen maar meer verwarring.
Verheffen van het alledaagse
Op de omslag van Vals Licht wordt de beschouwer deelgenoot van Simons spiedpraktijken. Edward Hoppers’ Night Windows dwingt je blik bij een appartement van een dame naar binnen: de dame waant zich onbespied en is vanwege haar onwetendheid en haar terloopse handelingen aandoenlijk, aldus Zwagerman. Een doek waar Zwagerman in De stilte van het licht over schrijft dat hij dit een lange tijd beschouwde als een verstild kunstwerk, een ‘ode aan de akoestische weldaad van het alledaagse’.
Zwagermans fascinatie voor Night Windows schuilt er dus in dat het volgens hem een alledaagse handeling, van een dame die iets in haar appartement weglegt, weet te verheffen. En door deze beschouwing verwordt het inderdaad tot een heel mooi doek. Als je erin slaagt zulke dingen op te tillen, geef je kleur aan de wereld van je medemens. Dat hebben we dus aan Zwagerman te danken. Een van Zwagermans mooiste gedichten, ‘Zag jij misschien?’, gaat daarom niet alleen over twee twijfelende jonggeliefden, die samen de schoonheid van het verliefd zijn in gaan zien, maar zeker ook over de liefde die volgt op het aandachtige kijken. En het is dus Zwagerman, die het blikveld leidt en mij iets in liet zien ‘zonder dat ik het ooit eerder zag: dat kijken zoveel liefs vermag.’
Laat een reactie achter