Heb je ooit een gezegde gehoord dat je eerst deed fronsen en toen hard liet lachen? In Salland, een streek in Overijssel, zeggen ze: “Noe he’j ’t schoap an’t driet’n.” Letterlijk: “Nu heb je het schaap aan het schijten.” Huh? Ja, echt! Het betekent zoiets als “Nu heb je de poppen aan het dansen!”
Dit gezegde komt uit het Sallands, een Nedersaksisch dialect. Interessant is dat het Sallands veel regionale verschillen heeft. Deze verschillen zie je vooral tussen Oost- en West-Salland. Helaas wordt het Sallands, net als veel andere dialecten, steeds minder gesproken.
Geachte tedactie
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/woo-besluiten/2025/03/03/woo-besluit-erkenning-nedersaksische-taal
Graag vraag ik dringend uw aandacht voor een kwestie die mij, als betrokken burger uit het Nedersaksisch taalgebied, diep raakt: de historische én actuele omgang van de Rijksoverheid met de erkenning en bevordering van de Nedersaksische taal onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Een analyse van de gebeurtenissen en recent beschikbaar gekomen documentatie schetst een beeld dat ik niet anders kan interpreteren dan als problematisch, onrechtvaardig en mogelijk in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur.
Al in 1995, tijdens de ratificatie van het Handvest, was er discussie in de Tweede Kamer over de status van het Nedersaksisch. Uiteindelijk werd, op aandringen van decentrale overheden, erkenning onder Deel II verleend (1996). Vanaf het begin was er echter de ambitie in de regio om te komen tot erkenning onder het zwaardere Deel III, dat concrete beschermingsmaatregelen vereist.
De Raad van Europa wees Nederland al zeer vroeg, in 2001 en opnieuw in 2004, op het ontbreken van een samenhangend nationaal beleid voor het Nedersaksisch (in tegenstelling tot het Fries) en adviseerde dringend om decentrale initiatieven te ondersteunen en te versterken, met name in het onderwijs (zie o.a. achtergrond bij Docnr 013 en 090). Opvallend is dat uit interne stukken uit 2004 (bijv. Docnr 013) blijkt dat het ontwikkelen van zulk nationaal beleid door het Rijk destijds als ‘politiek gevoelig’ werd bestempeld, specifiek ten aanzien van het Nedersaksisch en Romanes. Tegelijkertijd stelde het verantwoordelijke ministerie (OCW) zich op het standpunt dat de verantwoordelijkheid volledig decentraal lag en er voor het Rijk geen enkele (financiële) taak was weggelegd. Deze vroege signalen lijken de opmaat te zijn geweest voor een langdurig proces van tegenwerking.
De kern van mijn ongenoegen betreft de periode waarin de regio formeel om opwaardering naar Deel III vroeg:
De ondoorgrondelijke eis van 2007: Na herhaalde verzoeken om Deel III (o.a. 2003, 2005 – zie Docnr 084), en onderbouwing met onderzoek (o.a. Vliegenthart, zie Docnr 112), stelde toenmalig staatssecretaris Bijleveld in 2007 de voorwaarde dat erkenning onder Deel III alleen overwogen zou worden indien dit zonder enige vorm van rijksbemoeienis (geen wetswijziging, geen rijksorgaan, geen extra kosten) mogelijk was (Docnr 008, 052, 089). Gezien de aard van Deel III-verplichtingen was dit een voorwaarde die vrijwel onmogelijk te vervullen leek.
Ondanks pogingen van de regio om aan deze eis te voldoen (RUG-onderzoek 2008, genoemd in Docnr 014), bleef de Rijksoverheid sceptisch (Docnr 006/062/065). De latere afwijzing in 2012 werd gebaseerd op een interdepartementale inventarisatie (Docnr 055/099) die door de regio als “gebrekkig” werd bekritiseerd (Docnr 020/092). Interne nota’s onthullen dat strategische, niet openlijk gecommuniceerde argumenten een cruciale rol speelden. Een hardnekkige interne vrees was bijvoorbeeld de zogenaamde precedentwerking: de angst dat erkenning van het Nedersaksisch onder Deel III onvermijdelijk zou leiden tot vergelijkbare verzoeken voor andere erkende talen zoals het Limburgs en mogelijk zelfs het Papiaments. Deze vrees speelde al een rol in ambtelijke adviezen in 2007 (zie interne stukken rond gesprek 5 juli 2007) en werd expliciet herhaald als strategische overweging in de briefing voor Minister Plasterk in 2013 (Docnr 98). In diezelfde nota (Docnr 98) staat de veelzeggende interne constatering dat nadat voormalig Staatssecretaris Bijleveld zich toeschietelijker had getoond, er ‘significante inspanningen nodig waren om dit proces te keren’. Dit, samen met de vrees voor lobby en een ‘slippery slope’, toont aan dat interne strategie en politieke manoeuvres prevaleerden boven een open en eerlijke afweging, wat niet past bij behoorlijk bestuur. Het gehele proces leidde tot diepe frustratie, resulterend in een klacht bij de Nationale Ombudsman wegens “stelselmatig tegenwerken van de erkenning” (Docnr 095).
Het Convenant Nedersaksisch uit 2018 (Docnr 051/106/114/115) kwam tot stand nadat Deel III definitief van tafel leek, onder de politieke voorwaarde dat het “deel 3 verbond” stopte (Docnr 25).
Dit historische patroon van mogelijke tegenwerking en gebrek aan voortvarendheid lijkt zich helaas voort te zetten. Eind 2024 hebben de convenantpartners de nieuwe Minister van BZK aangeschreven (Docnr 109) met het verzoek om nauwere samenwerking en afstemming, met name rond onderwijs. De Minister heeft hierop geantwoord (Docnr 108, voorbereid in Docnr 107) met een uitnodiging om hierover, samen met OCW, in gesprek te gaan. Desondanks bereiken mij zorgwekkende signalen uit interne bronnen dat er, nu bijna een half jaar na deze uitnodiging, nog steeds geen concrete gesprekken gepland zouden staan en dat betrokken ambtenaren zelfs aangeven ‘niks te weten’ van concrete vervolgstappen op de wens van de convenantpartners. Tevens verneem ik dat bij sommige convenantpartners de interne constatering leeft dat er sinds de briefwisseling eind 2024 feitelijk geen beweging is vanuit het Rijk. Dit gebrek aan voortvarendheid, indien bevestigd, zou helaas passen in het historische patroon van vertraging en gebrek aan concrete actie vanuit de Rijksoverheid, ondanks toezeggingen.
Al het bovenstaamde strookt niet met de principes van behoorlijk, betrouwbaar en zorgvuldig bestuur. Het lijkt erop dat de Rijksoverheid haar verplichtingen onder de geest, en mogelijk de letter, van het Europees Handvest niet serieus heeft genomen, en nu nog altijd niet serieus neemt.
Ook in het Cuijkse (Kleverlandse) dialect bestaat deze uitdrukking: “Dor hedde ’t schoap an ’t schiete.”
In het woordenboek Trop Barghse Weurd staat onder “driete” o.a. het volgende: 6) “Now he’j ’t schaop an ’t driete, menneke, door kump de pliesie al aan” – je hebt het mooi voor mekaar (ironisch). Kortom, deze uitdrukking wordt breed gedeeld. Het lijkt me dan ook goed om die niet alleen aan het Sallands toe te wijzen. Veel dialectwoordenboeken richten zich op een plaatselijk of regionaal dialect, maar dialect is ‘vloeibaar’ en laat zich lastig ‘vangen’. Het Meertens Instituut is bezig alle woordenboeken uit het Nederlands taalgebied samen te brengen op https://ewnd.ivdnt.org/. Onder andere daar kun je je orienteren op de distributie van woorden en uitdrukkingen.
Kleine correctie: de dialectwoordenboeken worden via het eWND samengebracht op het Instituut voor de Nederlandse Taal (zie ook de url).